Het verschil tussen het voorzetselvoorwerp en de bijwoordelijke bepaling zit vooral in de band met het werkwoord: het voorzetselvoorwerp heeft een nauwe band met het werkwoord en de bijwoordelijke bepaling een lossere band. Vergelijk 'Hij staat stil bij het stoplicht' (bijwoordelijke bepaling van plaats) en 'Op 4 mei staan we stil bij alle oorlogsslachtoffers' (voorzetselvoorwerp). In de eerste zin staat bij het stoplicht enigszins op zichzelf en is bij in principe te vervangen door bijvoorbeeld achter en naast. In de tweede zin hoort bij alle oorlogsslachtoffers duidelijk bij het werkwoord. Nog een voorbeeld: 'We hadden veel plezier in het pretpark' (in het pretpark is een bijwoordelijke bepaling; de zin is bijvoorbeeld ook juist met buiten het pretpark) en 'We hebben veel plezier in ons werk' (in ons werk is een voorzetselvoorwerp; je kunt nu geen ander voorzetsel kiezen; plezier hebben in is nu een vaste combinatie).
Word lid van het forum, het is snel en gemakkelijk